Uit LOT ONBEKEND:
Hij zag een inham achter een eilandje. Er zat een gat tussen het noordelijke uiteinde van het bergje en een ijsveld. Het was zijn enige kans. Zo woest als de afgelopen dagen hoopte hij nooit weer mee te maken. Om de boot naar het zuidoosten te zeilen, met de wind dwars op de enorme golven, moest hij zoveel mogelijk zeil op houden. Er was een open doorgang tussen de noordkant van het eilandje en het op elkaar geschoven pakijs. Achter de monding van deze inham lag een baai met vlak water. Het leek alsof het op eens stil werd. Achter het eilandje liet hij het zeil zakken. De wind gierde maar de zee was stil. Hij ankerde in zes meter water, dicht bij een strandje met een beekje.